donderdag 15 december 2011

Deel 3 Herinneringen Tom Kruys aan prof. Casimirschool

De lokalen

Vijfde klas [zie voor namen het einde van het artikel]

De klaslokalen waren gemeubileerd met de eerder genoemde klapbankjes voor 2 personen, opgesteld in drie rijen met soms nog een rijtje éénpersoons bankjes. (Zie foto 5de klas). Tussen
het bord en die banken stond een bureautje voor de onderwijzer(es) met stoel, dan was er een hoge lessenaar met hoge stoel. Dat was een soort scheidsrechterstoel zoals bij tennis, met een biezen zitting. De onderwijzer zat daar meestal op tijdens het voorlezen en om een goed overzicht te hebben wanneer wij sommen moesten maken of repetities. De ramen die op ooghoogte zaten konden open maar waren dat nimmer, de hoge klapramen echter wel. Aan het plafond hingen lampen van wit melkglas, merk Gispen. Nu zijn die dingen een fortuin waard. Er hingen in de lokalen hier en daar non-descripte “schilderijtjes” aan de muur, en uiteraard de bekende Jetses schoolplaten. Die werden geregeld ververst, de voor een les laatst gebruikte bleef meestal een tijdje hangen. Dan kon je nog wat nagenieten.

Iedere dag was er schoolmelk. Die werd aangevoerd in metalen kratten, voor elke klas één, en Rikkers bracht die ’s morgens in de lokalen. Dan mocht een van de leerlingen met een metalen priem gaatjes in de aluminium capsules prikken en daar rietjes in steken. Vervolgens namen de leerlingen die ervoor betaald hadden zo’n klein flesje melk mee naar hun bank en zogen de lauwe melk op. Sommige kinderen hoefden dat niet, ik was jaloers op hen. Misschien waren hun ouders te arm, of vonden het overdreven. Mijn ouders meenden dat het wel goed voor mij was en wilden mij geen buitenbeentje laten zijn. Wij moesten iedere week melkgeld meebrengen, dat werd door de leerkracht geadministreerd en als je het geld vergeten had kreeg je geweldig op je kop.

Uit wandelen

Vanuit school werd er ook nogal wat georganiseerd waarvoor wij de school moesten verlaten. Zo werd er bijvoorbeeld gezwommen. Wij liepen dan naar de Mauritskade om daar in het gemeentezwembad les te krijgen. http://historie.residentie.net/zwmt.htm
Ook gingen we ieder jaar naar de schooltandarts. Dat was helemaal een eind lopen, ergens in de buurt van het Staatsspoor in een achterafstraatje zat de schooltandarts in een deprimerend gebouw. De tandarts controleerde onze gebitten eerst in de klas, met een assistente kwam hij langs en wij moesten naar voren komen voor inspectie. Als we allemaal bekeken waren (zonder
behoorlijk licht) hield hij steeds hetzelfde praatje. Dat luidde: “Na het broodeten goed poetsen”. Meer zei hij niet. Als je de klos was en een gaatje had, moest je dus in een groepje onder leiding van de juf naar de binnenstad. Nu ik zelf tandarts ben, en de kwaliteit van het werk destijds moet beoordelen, dan griezel ik van deze wijze van tandheelkunde beoefenen. Maar goed, het
kostte niets en het waren de jaren vijftig. Ook kwam er af en toe een schoolarts. Die deed niet veel meer dan oogonderzoek. Hij hield dan vooraan de klas een rond schijfje met een vinger erop getekend omhoog, en wij moesten dan om de beurt achter in de klas staand met onze vinger in dezelfde richting wijzen. Had je het fout dan kreeg je een bril voorgeschreven. Ik kreeg dus een
bril en werd meteen vooraan in de klas gezet. Dat had later zo zijn voordelen zoals u nu weet. Wij konden ons ook opgeven voor een volkstuintje. Ik vond dat onzin, want wij hadden zelf een tuin, maar mijn ouders vonden het voor mijn opvoeding wel goed dat ik op woensdagmiddagen naar zo’n tuintje ging. Nou dat was helemaal ergens aan het eind van de wereld, halverwege Monster, dus na twee keer bedankte ik voor de eer, en mijn volkstuintje verkommerde verder. Meneer
Weeber nam mij dat niet in dank af. Als compensatie mochten de kinderen zonder tuintje in de klas een spons met sterrenkerszaad op een schoteltje neerzetten. Na verloop van tijd stond er dan in de vensterbank een hele rij groene schoteltjes die je mee naar huis mocht nemen als de tijd en de sterrenkers rijp was. In de derde klas hadden wij trouwens ook een aquarium. Wie dat ding bekostigde weet ik niet, maar er zwommen goudvissen in en een meerval. Het mogen strooien van het visvoer was ook weer een privilege. Ik heb dat nooit gedaan. Ik had een hekel aan vissen.
Onder de rubriek “uit wandelen” valt ook het jaarlijkse schoolreisje. Dat was het hoogtepunt van het schooljaar. Meestal gingen wij met een bus naar een of andere verafgelegen speeltuin. Drievliet of zoiets, en heel bijzonder was een vaartochtje op de Maas in Rotterdam met de
Spido. Maar ook herinner ik mij dat wij eens naar Madurodam gingen met de klas. Ach, heel bijzonder waren die reisje over het algemeen niet als je het nu bekijkt. Maar in die tijd was het toch een feest.

Ook onder “uit wandelen” behoort de vermelding van de verjaarsviering der leerlingen. Als er een leerling jarig was, mocht deze natuurlijk trakteren. Daartoe werd meestal een trommeltje snoep van thuis meegebracht, vooral toffees waren populair. Tegenwoordig komen kinderen met complete maaltijden op school aanzetten, maar in die tijd was een snoepje al een hele traktatie. Bovendien had niemand geld voor dure gevulde koeken of spritsen. Men ging dus rond in de klas met de trommel, nadat de jarige vrolijk was toegezongen. Daarna mocht het feestvarken met enkele uitverkoren vriendjes of vriendinnetjes een ronde door de school maken. Dan werden de overige leerkrachten gefêteerd. Men klopte eerbiedig aan bij elke klas om zich te laten feliciteren door de desbetreffende juf of meneer. Met het complete gevolg ging men zo de hele school door, bleef extra lang kleven bij meneer Rikkers om zo laat mogelijk weer in de klas terug te zijn.
Dit was het laatste artikel over de herinneringen van Tom Kruys. Wij danken hem hartelijk voor zijn bijdrage aan ons blog over de historie van de OBS Benoordenhout.

Hieronder de namen van de leerlingen op de foto bovenin het artikel, voor zover bekend.

Klassenfoto 2 (in de 5de klas van Jufforuw Gisolf, 1959)

1. Kees Feith
2. Richard
3. Arend
4. Kunetje Biezeveld
5.
6. Robbie van Beets
7. Wieke Hoekstra
8. Claudy van der Sluijs
9. Frans Ledeboer
10.Ellen Knuttel
11.Paul Kwint
12.Joop van Gaans
13.Robbie Keessen
14.Theo Trumpie?
15.
16.Jan-Evert van der Kaaij
17.Melchior Poldermans?
18.Willy Overdiep
19.Lieske Polak
20.
21.
22.Jacqueline Kupferschmidt
23.Robbie Nagtzaam
24.Odille van ’t Hof of
Mieke Morie
25.Tonny Kruijt
26.Tom Kruys
27.Marian Penning
28.Ellen
29.Joke Verruijt
30.Peter van der Toom
31.Anja Drenth
32.Kees de Jong
33.Betty Wolff
34.Jetty Wolff
35.Freddy Hofman
36.Dorien Stakenburg
37.Anneke Monna

vrijdag 16 september 2011

Uri Rosenthal terug op zijn basisschool

Uri Rosenthal – de huidige minister van Buitenlandse Zaken- begon zijn schoolcarrière op de Nutsschool in Bezuidenhout. In 1952 verhuisde hij met zijn familie van Bezuidenhout naar de Roelofstraat in Benoordenhout. Samen met zijn zus ging hij toen naar de Professor Casimirschool waar hij in de tweede klas begon.

De heer Rosenthal herinnert zich van vroeger het schoolplein en de kerk die er naar zijn gevoel wat dreigend bij stond. Vanuit het klaslokaal beneden keek hij vroeger uit op de bijna angstaanjagende grote muur van het Maerlant Lyceum. Naar zijn gevoel ging hij niet met tegenzin naar school. De school was niet erg streng. Tussen de middag en na school ging hij naar huis of met vriendjes spelen.

Hij kan zich nog de juffrouwen Clignett en Gisolf herinneren. Ook Alfred Weeber en het hoofd der school -de heer Koelma- herinnert hij zich nog. Die laatste heeft indruk op hem gemaakt. Hij straalde gezag uit. Namen van oudleerlingen die hem bij staan zijn: Wim Bos die in het centrum van Den Haag woonde, ‘Jan Ecker’ die in het huis op de hertenkamp woonde en ‘Coen Dekker’ die op de Hoefkade woonde en Arno Brandt Corstius die bij hem in de klas zat. Met meisjes hield hij zich in die tijd nog niet erg bezig en aan hen heeft hij dus ook weinig herinneringen.

In 1957 deed hij toelatingsexamen voor het Maerlant Lyceum. Hetgeen hij redelijk tot goed maakte. Op de afscheidsavond in de 6de klas was hij ceremoniemeester van de revue. Hij had een zwart pak aan. Op het Maerlant Lyceum zei hij in het begin een keer ’juf’ tegen de lerares Frans. Zei zij toen “ hier zeggen wij geen juf”.



Minister Rosenthal vertelt over zijn werk aan leerlingen van groep 8. Met dank aan http://www.rijksoverheid.nl/

In juni 2011 kwam de heer Rosenthal in het kader van de actie ‘BZ voor de klas’ voor het eerst weer terug op zijn oude lagere school. Aan groep 8 vertelde hij over zijn werk als minister en besprak hij onderwerpen als de rechtsstaat en mensenrechten. In zijn herinnering was de school veel groter dan die feitelijk is. Hetzelfde geldt voor de buurt Benoordenhout. De straten waren vroeger veel indrukwekkender toen er nog niet zoveel auto’s stonden geparkeerd, aldus de minister.


RTL Boulevard was er ook bij in het kleine lokaal van groep 8. Met dank aan: Marijke Enninga

donderdag 23 juni 2011

Deel 2 van de herinneringen van Tom Kruys aan prof. Casimirschool.

Hoofd der school
Meneer Koelma was iemand waar niet mee te spotten viel. Hij had een enorme autoriteit. Als hoofd der school in die tijd ook een voorwaarde. Zo stond hij regelmatig bij het uitgaan der school buiten het hek op de stoep en keek iedere leerling die hem passeerde aan. Hij gaf je het idee dat hij iedereen kende en alles overzag. Langs de stoeprand stond zijn Fiat Topolino. Hij paste daar nauwelijks in, maar toch verhoogde die auto zijn status enorm. Hij was op onze school de enige met een auto. Maar je zag hem er nooit in zitten. Want als je ’s morgens bij de school aankwam (aanvang les: 8.30 uur) dan was meneer Koelma al lang in zijn kamer aan het werk. En hij ging ook als laatste weer naar huis. Overigens waren de schooltijden van half negen tot twaalf, en van half twee tot half vier. Woensdagmiddag vrij natuurlijk. Die kamer van meneer Koelma was links in de hal bij de ingang. Eerst was er het piepkleine hokje links van de conciërge Rikkers, daarnaast het “kantoor” van het hoofd der school. De kamer was ingericht met dat typische overheidsmeubilair uit de jaren vijftig: eikenkleurig houten bureau, onprettige stoelen met harde zittingen, sober. Achter dat kantoortje was nog een bijkamertje, het archief cq magazijn. Daar lagen de nieuwe schriften en dat soort dingen. Ik heb eens in opdracht van meneer Koelma samen met een klasgenootje dat magazijntje mogen opruimen. Terwijl wij daar bezig waren, gewoon tijdens het speelkwartier, vonden wij een doos met suikerbeesten. Over van Sinterklaas. Dat was de reden dat wij dagen en dagen achtereen in dat magazijntje aan het werk waren, want er was niets zo spannend om dagelijks zo’n suikerbeest tot ons te nemen. Het hoorde duidelijk bij de status die je als zesdeklasser had: je mocht van alles voor meneer Koelma doen. Ik had het geluk dat ik helemaal rechts vooraan in de klas zat, naast de deur. Dat hield in dat als de telefoon in het kantoor ging, ik die mocht opnemen. Wij verdeelden die telefoondienst met enkele andere kinderen die in de buurt van de deur zaten. Als de telefoon ging waren het meestal moeders die een ziek kind kwamen melden. Die telefoondienst vond ik de allerhoogste status die je op onze school kon verkrijgen. Je kon ook rustig de klas uitlopen om eens even te kijken of de deur van het kantoor wel open stond, anders zou je de telefoon immers niet horen. Een ander privilege was het luiden van de bel. Nou ja bel, het was een afschuwelijk hard klinkende zoemer die buiten naast de voordeur op de gevel zat gemonteerd. De knop om het ding in werking te zetten zat in het hokje van meneer Rikkers. Je moest dan de knop ingedrukt houden om de zoemer af te laten gaan. Dat gebeurde om 12 uur en half vier en aan het eind van het speelkwartier.
Meneer Koelma was een tamelijk zware man, hij had een bril met een dik montuur, en hij droeg altijd schoenen met forse spekzolen. Daardoor liep hij geruisloos door de school. In zijn klas heerste de grootst mogelijke rust. Men was zich bewust van het feit dat er gewerkt moest worden voor het toelatingsexamen voor de middelbare school. Dat was een dreiging die dat hele schooljaar boven je hoofd hing. De proefwerken die wij kregen moesten wij maken op door meneer Koelma zelf vervaardigde velletjes papier. Dat waren resten uit oude schriften, de lege bladzijden scheurde hij eruit, en dan werden die nog eens in de lengte in tweeën gescheurd. Daardoor werd je gedwongen kort en bondig op één regel je antwoord te noteren. Soms mochten wij dat scheurwerk voor hem doen. Na school. Koelma gaf ook Frans aan kinderen uit de vijfde en zesde klas. Twee maal in de week kwamen wij dan al om 8 uur op school, het betrof een aparte groep kinderen, het was niet verplicht. Ook was er godsdienstonderwijs. Was ook niet verplicht, maar een kleine groep kinderen kreeg dan in het lokaal naast de zesde klas door een dominee “bijbelles”. Dat was een feest, want het bestond louter uit voorlezen. Enkele joodse kinderen kregen in dat lokaal ook geregeld Hebreeuws. Het lokaal werd soms ook gebruikt voor handenarbeid, het was met een aparte deur ook nog verbonden met het lokaal van meneer Koelma. Ik spreek overigens voortdurend van “meneer” Koelma en “meneer” Weeber, wij spraken deze onderwijzers namelijk aan met “meneer” en nooit met “meester” zoals op sommige andere scholen. Alle onderwijzeressen waren “juf”, ook al waren ze mevrouw.

De gymzaal
Wij hadden het nog niet over de gymlessen. Die werden meestal gegeven door meneer Leeuwenhoek. Dat was een voortreffelijke sportleraar die zelf ook het nodige op sportgebied gepresteerd had. Hij kwam altijd met een scooter op school, die hij voor de ingang van de gymzaal parkeerde. Wij jongetjes vonden dat altijd een prachtig ding. Later kwam hij trouwens met een Austin A50 op school, dus meneer Koelma was toch niet de enige met een auto bedenk ik nu ineens. Bram Leeuwenhoek kwam ik later tegen als chef de mission voor de Olympische Spelen in 1972. Hij liet je rondjes lopen, waarbij hij met een houten stok (waarvan er tientallen in rekken langs de muur stonden) op de grond de maat tikte. Ook hij had de wind er onder. Doodenge oefeningen aan touwen hoog in de zaal, en bokspringen, vogelnestjes in de ringen. Ik was geen ster in dat vak. Het was danook altijd geweldig als meneer Leeuwenhoek verhinderd was, wat dikwijls het geval was (waarom weet ik ook niet, misschien moest hij zelf sporten), want dan kreeg je les van “de juf” zelf, en dat ontaardde steeds in een geweldige puinhoop. Wij deden dan meestal “reis om de wereld”, waarbij alle toestellen in de zaal werden ingezet om overheen te klimmen, je moest dan zonder de grond te raken door de hele zaal klauteren.
De gymzaal werd ook als een soort aula gebruikt, Sinterklaas werd er ontvangen, en toneelstukjes opgevoerd. Overigens kwam Sinterklaas altijd op 5 december persoonlijk op school, ging dan met twee Pieten alle klassen rond, bleef uiteraard het langst in de eerste en tweede klas, het was een geweldig feest. De eerste klassertjes vonden in de weken voor sinterklaas ook geregeld een suikerbeest of chocolade kikker in hun kastje wanneer zij ’s morgens op school kwamen.


Examen doen
Het toelatingsexamen werd onder andere voorbereid met enkele boekjes die ik nog steeds bezit: “De laatste hand”, (taal en rekenen) en “Kris-kras de geschiedenis door”, beide door J. Van Belle.
Kosten per boekje: fl. 1,10 en het antwoordenboekje fl 0,40. Als je die boekjes kende kon je moeiteloos je toelatingsexamen voor de middelbare school halen. Er was ook nog zoiets voor aardrijkskunde, maar dat ben ik kwijt. Meneer Koelma stoomde ons op ouderwets degelijke wijze klaar voor dat examen, dat overigens werd afgenomen in de aula van het Maerlant-Lyceum. Dan konden we vast wennen, althans de meesten van ons. Die school stond pal naast onze school. Ik werd daar toegelaten en heb het er vier jaar volgehouden. Het was daar voor mij een kwelling. Na vier jaar mocht ik verhuizen naar het Nederlandsch Lyceum waar ik in 1967 mijn eindexamen voor de HBS-B behaalde. De eerste rector van het Nederlandsch Lyceum was Professor Casimir. Was ik eindelijk toch weer “thuis”. Na het examen en als afscheid voerde de zesdeklassers een feestavond op voor de ouders en familieleden. Het waren toneelstukjes en sketches, alweer: in de aula van het Maerlant Lyceum. Met enkele vriendjes voerde ik een playbackopvoering uit van de DutchSwingCollege Band, met het stuk “Petit Fleur”. Wij waren onze tijd ver vooruit, pas in de jaren tachtig werd zulks populair op de televisie. Dat playbackgedoe bedoel ik.

Later volgt deel 3 van de herinneringen van Tom Kruys.

donderdag 19 mei 2011

Gymnastiek veertig jaar geleden en nu – deel 2

In deel 1 (invoegen link) over de gymnastieklessen introduceerden wij de gymjuffen van toen (Marion) en nu (Jacqueline) en bleken er verschillen te zijn tussen de gymlessen , het aantal uren les dat er wordt gegeven en het belang dat er aan wordt gehecht door het team. In deel 2 gaat het over andere activiteiten zoals bijvoorbeeld werkweken. En vertellen Marion en Jacqueline welke leerlingen ze zijn bij gebleven.


MRT
Jacqueline geeft niet alleen gymnastiek aan de groepen drie tot en met acht, maar verzorgt voor de school ook de Motorische Remedial Teaching (MRT). Ze analyseert de motorische ontwikkeling van alle groep drie leerlingen. Kinderen die op bepaalde vaardigheden achterblijven, worden indien mogelijk extra door haar begeleid. Er wordt een motorische test gedaan en met behulp van video beelden een huiswerkprogramma gemaakt. Vroeger gaf Jacqueline MRT in een lokaal in het noodgebouw op het terrein van het Maerlant lyceum. Door het opheffen van het noodgebouw kwam hier een einde aan. Nu geeft Jacqueline MRT in de bibliotheek of buiten. Jacqueline kent de medische achtergronden van kinderen en kan hier op inspelen in de lessen. In een boekje houdt ze de ontwikkelingen van de kinderen bij.
Marion geeft aan dat toen zij les gaf op school MRT nog niet bestond. Ze gaf het wel aan als haar iets opviel aan het bewegen van kinderen maar er werd toen weinig tot niets aan gedaan. Later is ze wel MRT gaan geven op andere scholen.


Werkweken
Jacqueline gaat altijd mee op werkweek als begeleider. Er wordt die week veel gefietst en ze organiseert dan vaak een avondspel of begeleidt een slagbalspel. Op een vorige locatie werd ook wel een nachtspel georganiseerd, maar dat was de afgelopen jaren niet meer mogelijk in het stilte gebied in Oostvoorne. De laatste jaren wordt er ook wel een sportieve activiteit ingehuurd zoals survivallen. Naast sportieve activiteiten is er veel ruimte voor de leerlingen om zelf te spelen, is er een Bonte Avond en doen ze ook leerzame dingen. Via de werkweken in Vledder kent ze ook de broer van Marion: Dick Koper. Bij deze werkweken gingen de kinderen terug in de prehistorie. De werkweken waren altijd erg leuk en leerzaam!
Marion vertelt dat haar broer nog steeds werkweken organiseert. Hij is nu in dienst bij de gemeente Den Haag. Nadat Marion vertrok van de school heeft haar broer nog vele jaren gewerkt als klassenleerkracht aan de Nijenrodeschool.


Andere activiteiten
Jacqueline organiseert zelf de sportdag en is betrokken bij het schaatsen (zowel in de vijver in het bos als bij de Uithof). Als het mooi weer is, gaat Jacqueline ook wel eens met de kinderen in het bos gymmen. Op donderdag doet Jacqueline de overblijf op school en op vrijdag luncht ze mee in de lerarenkamer. De school kan verder vaak niet meedoen aan de door de gemeente georganiseerde sporttoernooien omdat er meestal te weinig leerlingen zijn om een voltallig team te vormen. Ze heeft ook jarenlang een balsportcursus na schooltijd gegeven.




Foto van het team van OBS Benoordenhout. Jacqeline is de tweede van links van de middelste rij. Bron: website OBS Benoordenhout.

Marion ging altijd met schoolreisjes mee. Lunchen werd toen niet in teamverband gedaan, iedere docent was in de lunchpauze in zijn of haar eigen klas. Ze lunchte wel eens met Fred Weeber. Naschoolse gymactiviteiten waren er destijds niet. Ze gaf alleen wel eens hand- of korfbal trainingen na school wanneer er schooltoernooien waren. Aangezien zij op diverse scholen werkte moest ze haar tijd eerlijk verdelen.



Foto van schoolreis in 1967-1968 naar slot Loevestein. Op de foto de leerlingen Elly, Maud en Pieter. Bron: Marion Koper



Nog een foto van het schoolreisje naar slot Loevestein. Nu met heel klas 5. Bron: Marion Koper.

Oud-leerlingen
Jacqueline had in de afgelopen jaren verschillende talentvolle leerlingen in haar gymles. Patrick Triep was al kampioen verspringen op de Basisschool en Tessa van der Gun heeft heel hoog gehockeyd, en heeft daarna nog internationaal gecricket voor het Nederlandse team. En Daan de Blank speelt bij ADO. Op een andere school heeft ze lesgegeven aan Jennifer Ewbank. Jennifer was toen al een heel lief, heel verlegen meisje en ze heeft ook les gegeven aan Fransje van Soest (tegenwoordig beter bekend als “Spike” van de band “Direct”).
Marion vond de leerlingen over het algemeen keurig en lief. Ze gaf ook les op twee scholen in de Schilderswijk. Marion geeft aan dat ze veel heeft geleerd van het verschillende gedrag tussen leerlingen uit de verschillende wijken. Marion zijn de vier prinsen kinderen bij gebleven. Dit waren vier meisjes met de voornamen van de prinsessen en de achternaam Bussemaker. Andere leerlingen zou ze nog herkennen als ze zou zien. Marion vertelt dat ze toendertijd wel 100 leerlingen in een week zag en dat het een sport was om zo snel mogelijk de namen te weten.

dinsdag 12 april 2011

DE PROF. CASIMIRSCHOOL 1953-1960

Een aantal maanden geleden reageerde Tom Kruys op onze blog die met veel plezier terugdacht aan zijn tijd op de prof Casimirschool. Ook meldde hij dat hij nog veel herinneringen had aan de school. Wij hebben hem gevraagd of hij een aantal herinneringen op wilde schrijven. Hieronder volgt het eerste deel, deel 2 en 3 verschijnen later op het blog.

Tom Kruys, 2011

Persoonlijke herinneringen en ervaringen van Tom Kruys


Tom Kruys in 1957

In 1953 had ik het geluk toegelaten te worden tot de kleuterklas van de Prof. Casimirschool. Geluk, zegt u? Ja, want er waren in dat jaar zoveel aanmeldingen dat ik aanvankelijk vanaf mijn vijfde verjaardag op de Van Nijenrodeschool vertoefde. Vanaf september 1953 was er plaats in de Dreibholzstraat, maar slechts voor halve dagen. De kleuters hadden de ene week alleen de ochtenden “school” en de week daarop ‘s middags. Zoveel babyboomertjes waren er! Alleen kende men dat woord toen nog niet. De kleuterklas bevond zich aan het eind van de gang op de begane grond. Juffrouw De Jager had de leiding. Ik vond die halve dagen wel aantrekkelijk, mijn moeder minder trouwens. Het onderwijs was tamelijk klassiek, leren spelen met klei, knippen, lijm en poppenkast, maar het mooiste was het winkeltje. Daar hadden wij mini pakjes Cornflakes (wij hadden thuis niet eens normale pakken) en Dreft, dat soort dingen. Er was een weegschaal voor het afwegen, en al vroeg leerden wij winkelen. Het gaat beginnen. Maar het echte werk begon in september 1954: de eerste klas bij juffrouw Bos. Ik schrijf haar naam zo, maar ik zie ook wel eens Bosz en zelfs Bosch. Volgens mij was het Bos. Zij was een schattige dame, droeg een hoedje met voile en haar lokaal was meteen het eerste links aan het begin van de gang op de begane grond. Dat schattige bestond voornamelijk uit het feit dat zij altijd vriendelijk was en gekleed in roze of groene pakjes, een beetje zoals de vroegere Engelse Queenmother, en ze geurde voortdurend naar eau de cologne. Als je lief was kon je soms een zogenaamd “knuffeltje” van haar krijgen. Dat hield in dat zij je kin tussen duim en wijsvinger nam en even lichtjes kneep. Ik had het daar niet zo op. Beter was het als je een “lekkertje” van haar kreeg. Dat was een dropstaafje met gekleurd suiker eromheen. Wij kennen die dingen vandaag de dag nog steeds, van Venco. Ik neem er nu het liefst meteen tien tegelijk in mijn mond, maar juffrouw Bos haalde er één uit een trommeltje en overhandigde het je plechtig. Dat trommeltje bewaarde ze in de kast in haar lokaal. Volgens mij was haar lokaal het enige met zo’n inloopkast. Zij verdween daar in haar geheel in en kwam even later terug met het trommeltje. Je dag was weer goed als je zo’n staafje zorgvuldig liet smelten in je mond. In haar lokaal stond naast het bord een ouderwetse leesplank op een houten stellage met afneembare letters die aan spijkertjes hingen, Aap Noot Mies.



Leesplankje


Daar leerden wij daadwerkelijk mee lezen. Ik geloof nog steeds dat het het beste systeem ter wereld was. Dezelfde leesplankjes hadden wij ook in onze kastjes in de schoolbanken. Met een groen rond blikken doosje waar de lettertjes in zaten. Die schoolbanken waren in de hele school hetzelfde: tweepersoonsbanken met opklapbare zittingen. Die waren levensgevaarlijk, want aan de achterzijde van de zitting zaten aan weerskanten ijzeren opvangstrips om te voorkomen dat de bank doorzakte als je er op zat. Wij kraakten hazelnoten met die zittingen. Maar dat moest voorzichtig gebeuren anders had je alleen maar gruis. En als je je vinger er tussen kreeg was hij eraf. Ik heb het gelukkig nooit zien gebeuren, maar nu zouden die banken worden verboden door de minister van onderwijs. Er zaten onder het werkblad twee kastjes waar je je schriften en boeken in kon leggen en je etui. In het midden van het blad zat een inktpotje met een plastic schuifje dat meestal ontbrak. Er zaten twee gleuven bovenin het blad om je pen in te leggen. De conciërge, Rikkers genaamd, kwam die inktpotjes regelmatig bijvullen uit een literfles inkt. Wij schreven trouwens niet met kroontjespennen maar met iets soortgelijks, echter minder scherp. Gemeentepennetjes waarschijnlijk, ze schreven dikker dan een kroontjespen. Je schoof ze op je penhouder en van tijd tot tijd kreeg je een nieuwe. Dat was een feestelijk moment, want dan kon je weer veel mooier schrijven. Overigens was het zo, maar pas in de tweede en derde klas, dat als je een 8 had gekregen voor schrijven (van een taallesje o.i.d.) je de volgende keer met rood mocht schrijven. Dan mocht je van de tafel van de onderwijzeres een speciaal inktpotje komen halen, ze had er een stuk of vier. Ik heb dat genoegen slechts twee maal mogen ervaren, want ik kreeg nooit een 8. Nee, het was meer weggelegd voor bepaalde meisjes uit de klas, die heel keurig konden schrijven. Ik heb het altijd als een onrecht gezien dat zij bijna het hele jaar met rood mochten schrijven, soms zelfs met groen, als ze een 9 hadden. Maar goed, het stimuleerde wel om netjes te schrijven. Juffrouw Bos had een fiets die wij tegenwoordig een omafiets zouden noemen. Een prachtig glimmend rijwiel. In de winter had zij aan de handvatten van haar stuur een soort lederen moffen, met bont gevoerd, om de handen warm te houden. De fiets werd gestald in een van de twee fietsenhokken direct naast het toegangshek. Rechts voor de onderwijzers en enkele bevoorrechte kinderen, en links voor de leerlingen. Je mocht niet zomaar op de fiets naar school komen, nee, alleen als je ver weg woonde. Ik woonde vlakbij in de Roelofsstraat en moest dus lopen. Later heb ik kans gezien toch op de fiets te komen door te melden dat ik bij een tante logeerde die aan het eind van de Laan van Meerdervoort woonde. Dat vond men zo zielig dat ik mijn fiets zelfs in het rechterhok mocht stallen. Mijn wraak voor de rode inkt. Ik heb het van de vierde tot en met de zesde klas weten vol te houden. Het was trouwens slecht voor je fiets in dat hok, want er zaten van die gleuven in de betonnen vloer waar je wiel krom in werd. Om en om waren er betonnen verhogingen met gleuf, dan konden er meer fietsen naast elkaar staan. Krankzinnig dat ik me dat ineens herinner. Naar de tweede klas.


klassenfoto met juffrouw Clignett


Aan het einde van het eerste schooljaar werd ons door juffrouw Bos medegedeeld dat wij, mits wij overgingen naar de tweede klas, les zouden krijgen van juffrouw Clignett. Dat was geen vriendin van juffrouw Bos denk ik. Want zij dreigde ons dat juffrouw Clignett een sleutelbos naar ons hoofd zou gooien als wij niet heel erg braaf waren in haar klas. Hoe juffrouw Bos daarbij kwam is mij altijd een raadsel geweest, want juffrouw Clignett was weliswaar streng, maar zeer rechtvaardig en een uitmuntend onderwijzeres. Zijn was eigenlijk geen juffrouw, maar mevrouw. Zij was de weduwe van een marineofficier die in de oorlog was gesneuveld. Haar lokaal bevond zich op de eerste verdieping, tweede deur links. Om naar die verdieping te komen was er een stenen trap waar je tegenaan liep als je de hoofdingang binnen kwam. Halverwege de trap was een plateautje, daar draaide je 180 graden voor het tweede deel van de trap. Tegen de buitenmuur van dat plateautje hing het portret van meneer Metman. Dat was het vorige hoofd der school. Wij hadden groot respect voor deze streng uitziende meneer, temeer daar hij niet meer leefde terwijl zijn gezin nog steeds in het “directeurshuis” woonde. Dat huis zat ingeklemd tussen de school en de gymnastiekzaal. De lessen van juffrouw Clignett waren aanzienlijk pittiger en serieuzer dan die van juffrouw Bos. Er moest gewerkt worden. Maar ja, dat schrijven met rode inkt hè, dat zit mij nog steeds dwars. Altijd weer diezelfde meisjes! Aan het eind van het tweede leerjaar meldde men ons dat juffrouw Clignett met ons mee zou gaan naar de derde klas. Dat was een beetje een tegenvaller, want wij wilden eigenlijk allemaal wel eens wat anders. Behalve die bepaalde rode inktmeisjes dan natuurlijk. Maar goed, het was niet anders. Juffrouw Clignett was de enige leerkracht die wel eens bij ons thuis kwam op de thee. Niet om over mij te praten, maar omdat mijn vader ook bij de marine was, en mijn moeder het aardig vond om haar af en toe eens uit te nodigen. Ik vond dat wel erg belangwekkend en meldde de volgende dag aan al mijn klasgenootjes dat de juf gisteren bij mij had thee gedronken. Met een koekje! De overgang naar de vierde klas. De overgang naar de vierde klas was een feest, want wij kwamen bij een “meneer”. Dat was veel deftiger dan een juf. Meneer Weeber was een rustige vriendelijke man, hij droeg altijd een blauwgrijs jasje en een grijze broek. En een das natuurlijk. Wij wisten dat hij enkele jaren geleden in Indië had gevochten tijdens de politionele acties. Alleen sprak hij daar nooit over. Zijn lessen herinner ik me als plezierig en vooral de handenarbeidles was een feest. Wij werkten bijna uitsluitend met klei. In de klas. De ene week boetseren en de volgende week het droge werk verven. Ik bezit nog enkele werkstukken uit die tijd! Gedateerd en wel. De vijfde klas. De sfeer in de vijfde klas, wij spreken nu over 1958, was anders dan in de andere klassen. Ik denk dat dat kwam omdat je het eindpunt zag naderen, je was bijna van school. Het lokaal zelf was ook anders, dat kwam omdat het aan het eind van de gang op de bovenverdieping lag, en daardoor kwam je de klas aan de achterkant binnen, terwijl alle andere klassen de deur rechts voor naast het bord hadden. Juffrouw Gisolf was een tamelijk strenge juf, je kon met haar geen grappen uithalen, ze had de wind er goed onder. Ik herinner mij dat in het voorjaar van 1959 de hoelahoep-rage was. Alle meisjes hadden zo’n ding en brachten hem mee naar school om op de speelplaats hun kunsten te laten zien. Ik zie nog voor me hoe al die hoepels achterin de klas, achter de achterste banken stonden tijdnes de les. Merkwaardig dat zo’n beeld je bij blijft. Tijdens het speelkwartier speelden de jongens met tollen en met knikkers. Een gleuf tussen twee stoeptegels was de pot. Het einddoel: de zesde klas. Het bereiken van de zesde klas was voor mij een feest. Ten eerste had je ineens een speciale status op school: zesdeklassers hoefden zich niet voor aanvang van de les in rijen op te stellen om zoals de andere kinderen onder leiding van de leerkracht keurig per klas het schoolgebouw binnen te gaan. Nee, een zesdeklasser ging gewoon op eigen gelegenheid het lokaal van meneer Koelma in, zij konden ook gewoon het gebouw in- en uitlopen tijdens het speelkwartier, er was ineens veel meer vrijheid. Bijzonder was ook dat de deur van het lokaal van meneer Koelma altijd open stond, ook tijdens de les. Dat lokaal was beneden, tweede van links. De leerlingen mochten tijdens de les wanneer zij daar zin in hadden ook gewoon het lokaal uitlopen om naar de wc te gaan, of water te gaan drinken uit het fonteintje dat recht tegenover het lokaal in de gang was. Die wc’s waren overigens niet bepaald fris. Ze stonken erbarmelijk, maar dat is dan eigenlijk ook het enige negatieve wat ik me van dat gebouw herinner. Binnekort volgt het tweede deel van de herinneringen van Tom Kruys

woensdag 30 maart 2011

Gymnastiek veertig jaar geleden en nu – deel 1

Marion Koper reageerde een jaar geleden op een artikel over ons onderzoek dat in de Oud Hagenaar had gestaan. Zij gaf veertig jaar geleden gymnastiekles op onze school en wilde daar graag over vertellen. Het idee ontstond om een vergelijking te maken tussen de gymnastieklessen van toen en die van nu. Wij hebben daarom ook gesproken met Jacqueline Heeg, die nu de gymlessen verzorgt op school.

Algemeen

Jacqueline startte begin jaren ’90 op OBS Benoordenhout. De school had toen nog twee locaties: Nijenrodestraat en de Dreibholtzstraat. De toenmalige gymjuf op school was Alice Weijnen zij wilde geen les meer geven aan de kleuters. Jacqueline begon eind 1990 met het geven van drie uur aan de kleuters. Ze gaf ook nog twee uur les aan de locatie aan de van Nijenrodestraat. Verder gaf ze nog 20 uur gymnastiekles op een andere school. Een jaar later in 1991 gaf Jacqueline les aan alle klassen van OBS Benoordenhout. Op een gegeven moment werkte Jacqueline volledig. Naast de gymlessen aan onze school en aan andere scholen gaf ze in de avond fitness en aerobiclessen bij de Raad van State en de Tweede kamer. Toen ze kinderen kreeg is ze minder gaan werken.

Marion heeft tussen 1969 en 1972 als vakleerkracht lichamelijke opvoeding gewerkt aan de Prof. Casimirschool. De heer Koelma was toen het hoofd der school. Een vriendelijke, wat gezette, correcte man, die Marion kent van het zitten achter zijn bureau in zijn kamertje. Voor juffrouw Mantz en juffrouw Gisolf telden vooral prestaties op leergebied. Fred Weeber was de enige waarmee je grappen kon maken. Hij was jong, wat de leerlingen aansprak en veel luchtiger in de omgang met de leerlingen. Er was in dit tijd een voorkeur voor leerlingen uit bepaalde gezinnen met "aanzien". De sfeer op school vond Marion afstandelijk en streng. Persoonlijke interesse voor/in de collega's was er niet en je moest je vooral "rustig en keurig" gedragen. Ze is gestopt met het geven van gymlessen op onze school omdat ze ging verhuizen naar Schiedam. Ze is daar weer 11 jaar gymles gaan geven aan diverse scholen, heeft Fitness opgezet bij openbaarvervoer de RET. Na een auto-ongeval is ze afgekeurd voor gymjuf en na herstel is ze trainer/coach geworden bij een arbeidsre-integratiebedrijf. Nu is ze oma en past iedere week twee dagen op in Nederland en voorheen ook nog in Engeland. Ze was ‘The Flying Granny Nanny’.

Foto uit 1968, leerlingen kwamen Marion thuis opzoeken. Bron: Marion Koper


Bewegingsuren en aandacht voor gymnastiek

Vroeger gaf Jacqueline nog twee keer in de week gym aan alle groepen. Inmiddels nog maar één keer in de week aan groep drie tot en met acht. Deze lessen vinden plaats in de gymzaal van de Paschalisschool. De juffen begeleiden de kinderen dan naar deze gymzaal. De kleuters krijgen tegenwoordig les van hun eigen juf in een gymzaal van de Oranje Nassauschool. Het is niet zo dat de school gym niet belangrijk vindt maar er is simpelweg te weinig geld voor meer lessen. Dit wordt mede veroorzaakt door het feit dat de school geen eigen gymzaal heeft en dus een gymzaal moet huren voor de gymlessen. Ook het aantal zwemlessen is afgenomen. Vroeger kregen groep vijf en zes zwemles en nu alleen nog maar groep vijf. De vorige directeur -Peter Link- had het op een gegeven moment voor elkaar gekregen dat ze de gymzaal van het Maerlantlyceum tussen drie en vier uur konden gebruiken. Jacqueline gaf dan na schooltijd extra sportlessen voor kinderen van groep vijf en zes.


Foto van groep 4 in december 2010 in de gymzaak van de Paschalisschool. Jacqueline staat middenachter in een wit trainingsjack.


In de tijd dat Marion gymlessen gaf op school werden er meer gymlessen gegeven. De klassen drie tot en met zes kregen twee maal per week 45 minuten les in de gymzaal van school die inmiddels gesloopt is. Er moest muisstil en in keurige rijen van en naar de gymzaal gelopen worden. Het stoorde Marion dat ze de kinderen moest halen en brengen en dat ging dan van de kostbare gymtijd af. In de loop van de tijd heeft ze ervoor gezorgd dat de leerkrachten de leerlingen zelf brachten en haalden zodat ze continue door kon gaan met haar lessen. Gym was vooral op deze school in de ogen van de juffen niet zo belangrijk.


Gymlessen

Jacqueline geeft aan dat er vroeger vaak klassikale lessen werden gegeven. Kinderen moesten dan lang in de rij staan voordat ze aan de beurt waren om bijvoorbeeld over de bok te springen. Haar lessen zijn nu anders opgebouwd. Ze vertelt meestal aan het begin van de gymles klassikaal wat de bedoeling is van de les en doet dan een warming up. Vervolgens is er meestal een circuitje dat zo is opgezet dat alle leerlingen continu in beweging zijn. Ze probeert zoveel mogelijk te differentiëren, zodat alle kinderen op hun eigen niveau mee kunnen doen aan de gymles en het ook leuk vinden. Kinderen hoeven niet
hoger dan ze durven. De lessen eindigen met een slotspelletje.



Foto´s gymles groep 4. Eerst klassikaal uitleg wat de bedoeling is en na een warming-up volgt een circuitje.

Marion gaf toen ze begon in 1967 inderdaad klassikaal les. Daar is echter binnen twee jaar al verandering in gekomen. Ze was/is een groot voorstander van veel en veelzijdig bewegen. Ze maakte daarom veel bewegingsbanen die aangepast konden worden aan diverse niveaus. De kinderen vonden de lessen geweldig. Marion geeft aan dat er veertig jaar geleden weinig interesse was in Lichamelijke Opvoeding. De meeste leerkrachten vonden het lekker even "niets" doen als de kinderen gym hadden. Om hier verandering in te brengen heeft ze geprobeerd de leerkrachten erbij te betrekken wat een moeizaam proces is geweest. Marion is een groot voorstander van VAKleerkrachten omdat we anders BEWEGINGSARMOEDIG onderwijs krijgen.


Gymzaal en speellokaal

De lokalen waar nu de bovenbouwklassen zitten, was vroeger de oude gymzaal. Jacqueline vond het een ideale zaal. Peter Link, zelf een sportief type, was erg pro-gymnastiek en ze kon elk jaar materialen bij bestellen. In het verbouwingsjaar werden de gymlessen gegeven in de gymlokalen van het Maerlant lyceum. Door de verbouwing verhuisde het speellokaal (het lokaal waar nu Warisha zit) naar het noodgebouw op het terrein van het Maerlant lyceum. Dit speellokaal is later helemaal verdwenen.

Marion heeft ook lesgegeven in de ´prachtige oude gymzaal´. Leerlingen moesten destijds muisstil en in keurige rijen van en naar de gymzaal lopen.

- wordt vervolgd-

donderdag 10 februari 2011

Iris de Loos -40 jaar in vogelvlucht van Marlot naar Benoordenhout

Op dit blog mag een artikel over Iris de Loos uiteraard niet ontbreken. Dit jaar vierde ze haar 40-jarig jubileum als juf. Ze is al sinds de jaren 70 verbonden aan onze school. In dit artikel een kort overzicht van haar loopbaan en de ontwikkelingen op de school, in het volgende artikel gaan we in op andere aspecten als haar ervaringen, veranderingen in het onderwijs enz.

Iris begin jaren ’70.

Marlotschool
Op haar 21e haalde Iris haar hoofdakte aan de Pedagogische Academie en ging net als Marijke op sollicitatiegesprek bij de heer Ringelberg in de Javastraat (voor meer info: http://obshistorie.blogspot.com/2010/04/marijke-enninga-en-de-historie-van-obs.html). Iris woonde toen in Voorburg en wilde graag dichtbij huis werken. Aan het begin van het schooljaar 1970/1971 ging Iris werken in de vierde klas van de Marlotschool.

De Marlotschool was een kleine, mooie school. Het was oorspronkelijk een soort landhuis, dat is aangepast om te dienen als school. De lokalen waren zowel beneden als boven hoog. Achter de school was een flinke ruimte, die ook werd gebruikt door de school bijvoorbeeld bij sportdagen. Aan de voorkant was een vijver. Het was idyllisch. De school stond in een goede buurt. In het begin kwamen de leerlingen vooral uit de wijk zelf . Later ook uit Mariahoeve en andere wijken. Mies Beck was in die periode het hoofd van de school. In 1973 werd Van Ossane directeur van de Marlotschool.


Marlotschool

Overstap naar prof. Casimirschool
Door een veranderende werksfeer op de Marlotschool heeft Iris na anderhalf jaar samen met een collega overplaatsing aangevraagd. Het schooljaar 1971/1972 werd nog afgerond op Marlot. De heer Ringelberg gaf aan dat er een plek vrij kwam op de Prof. Casimirschool omdat er een juf met zwangerschapsverlof ging. Hij vroeg haar of ze het niet vervelend vond dat het team wat ouder was. Iris vond dat geen probleem en ging bij de school kijken en toen ze op het plein bij de school stond, voelde het meteen vertrouwd. Inmiddels had ze een brommer gekocht van het geld dat ze tot nu toe verdiend had en kon ze met de brommer naar school. Het hoofd van de school was toen Jan Koelma. Iris vertelt dat hij al wat ouder was en gezag uitstraalde. Hij had gevoel voor humor en had hart voor zijn team.


V.l.n.r. mevr. Gisolf, mevr. Mantz, heer Koelma, Iris de Loos, mevr. Mendez

Fusie met de Marlotschool
De leerlingenaantallen in heel Den Haag namen begin jaren 70 af. Ook op de Marlotschool en de Prof. Casimirschool. Besloten werd om beide scholen samen te voegen. Officieel gebeurde dit op 01-08-1975. De heer Koelma moest vanwege gezondheidsproblemen rustiger aandoen en dus werd de heer Van Ossane de directeur van de samengevoegde school. In het begin werden nog beide locaties aangehouden en pendelde Van Ossane heen en weer. Niet alle leerlingen van de Marlotschool gingen naar de Prof. Casimirschool. Leerkrachten die van de Marlotschool meegingen naar de prof. Casimirschool waren Ronald Jongkind, Ilse Palm en Marijke Jahreis.

Fusie Nijenrodeschool
Zoals bekend uit het artikel over Marijke Enninga fuseerde de prof. Casimirschool met de Van Nijenrodeschool. Over het waarom voor de locatie aan de Dreibholtzstraat werd gekozen, herinnert Iris zich dat het o.a. belangrijk was om het Openbaar Onderwijs ten oosten van de Wassenaarseweg te behouden en je had minder met concurrentie te maken. Het was ook een besloten en knus gebouw. Iris heeft ook zelf in de Nijenrodeschool lesgegeven toen de gymzaal aan de Dreibholtzstraat werd verbouwd.
Meer over deze fusieperiode is te lezen in het artikel over Marijke: http://obshistorie.blogspot.com/2010/06/marijke-enninga-en-de-fusie-van.html.

Uiteindelijk werd na deze fusie in 1985 voor de naam OBS Benoordenhout gekozen. Begin jaren ’90 volgden Peter Link en Greetje Hartman Van Ossane en Astrid Versluijs op.
Iris geeft aan dat er door de jaren heen zoveel om haar heen veranderd is, dat er weinig aanleiding was om zelf van school te veranderen. Zo is ze ook benieuwd naar de nieuwbouw die op stapel staat. In september 2010 vierde Iris de Loos haar 40-jarig jubileum aan onze school.


40 jaar juf!

donderdag 27 januari 2011

Persoonlijke ervaringen Greetje Hartman

Van Ossane
Greetje Hartman en Peter Link namen in 1991 de leiding over de Benoordenhoutschool over van Tom van Ossane en Astrid Versluijs. Voordat Greetje Hartman op deze school ging werken, was ze directeur van de school Belgisch Park in Scheveningen. In die hoedanigheid had ze af en toe contact met Van Ossane. Hij was altijd keurig in pak en had een wat formele autoritaire werkwijze. Greetje vond het vertrek van de heer Van Ossane van de Benoordenhoutschool en met de name de wijze waarop pijnlijk. Hij kreeg opeens te horen van de gemeente dat zijn aanpak niet goed was en hij kreeg ook niet meer de mogelijkheid om zijn werkwijze aan te passen. Ook een outplacementtraject was toen niet gebruikelijk. De heer Van Ossane is niet lang na zijn vertrek ziek geworden en overleden.

Samenwerking Greetje en Peter
Greetje en Peter hadden een taakverdeling afgesproken en de samenwerking was in het begin onderling erg goed. Greetje was verantwoordelijk voor de onderbouw en Peter voor de bovenbouw. Ze hadden beiden de energie om er wat van te maken. Na verloop van tijd bleek dat ze bepaalde zaken anders wilden aanpakken. Greetje wilde bijvoorbeeld docenten liever coachen om ze zo voor te bereiden op moeilijke gesprekken met ouders en Peter ging er dan liever zelf bij zitten om ze te ondersteunen. De docenten hebben destijds een NLP-cursus gevolgd om om te gaan met de mondige (soms lastige) Benoordenhout-ouders.

Foto Greetje en Peter op de directeurskamer

Inboedel Belgisch Park
Greetje is destijds met een vrachtwagen naar onze school gereden met daarin lesmateriaal (waarvan we nog het een en ander op zolder aantroffen) en meubilair (onder meer de nu wat verlopen tafels en stoelen in de docentenkamer). Greetje nam ook een kunstwerk van Eric Dordregter mee van het Belgisch Park. Eric Dordregter is bekend om zijn graffititechniek en hij heeft veel voetballers geportretteerd. Het kunstwerk stelde twee kinderen met rugzakjes voor. Het kunstwerk heeft ook in de krant gestaan. Het is eerst mee verhuisd naar de Nijenrodeschool en later naar de Dreibholtzstraat. Het werd bevestigd aan de zijkant van de school (waar vroeger de gymzaal zat). Helaas is het niet goed onderhouden. Greetje zag dit met lede ogen aan als ze wel eens langs de school reed. Nu hangt het er niet meer. Greetje vraagt zich af wat er mee is gebeurd.


Belgisch Park in Scheveningen met boven de ingang het kunstwerk van Eric Dordregter. Bron: www.haagsescholen.nl

Docententeam en L.O.L.
Het docententeam ging goed met elkaar om, maar privé waren er niet zoveel contacten. Greetje had buiten het werk om wel contact met Peter. Verder herinnert ze zich dat ze bij de kaasmarkt in Gouda zijn geweest en bij een collega hebben gegeten. Greetje heeft nog samengewerkt met Iris, Marijke, Michèle, Jacqueline Heeg en Jaqueline de Vrij. Verder herinnert ze zich nog Marijke Jahreis en Judith Vrielink. Judith Vrielink was een jonge, lieve leerkracht die uit het oosten van Nederland kwam. In die tijd kwamen er ivm een lerarentekort in het Westen veel jonge leerkrachten uit het oosten van Nederland naar Den Haag om hier te werken. Vaak kenden zij hier weinig mensen en hadden ze in het begin moeite om hun draai te vinden. Greetje heeft toen Leerkrachten Ondersteunen Leerkrachten (LOL) opgericht. Dit was een werkgroep waarin deze jonge docenten elkaar konden ondersteunen en tips konden uitwisselen over goede wijken om in te wonen, uitgaan etc. Over LOL is toen ook nog een tv-programma gemaakt. Judith maakte ook onderdeel uit van deze werkgroep en daardoor had Greetje meer contact met haar. Later is zij weer naar het oosten van het land verhuisd en helaas jong overleden.
Greetje was het meest geïnteresseerd in kinderen die als lastig bekend stonden. Zij wilde graag achterhalen wat de oorzaak was van hun gedrag. In die tijd was er nog geen intern begeleider op de school.

Terug op school
In 1996 ging Greetje met zwangerschapsverlof en door het overlijden van haar man kort daarna is Greetje nooit meer terug geweest op school. Bij haar thuis ligt zelfs nog een sleutelbos van de school. Ze vindt het achteraf gezien best gek, dat ze nooit afscheid van de kinderen, ouders en collega’s heeft genomen. Ze vindt het daarom bijzonder om nu door de school te lopen en ook enkele docenten van toen weer even te zien en kort te spreken. Greetje merkt op dat het schoolgebouw niet is veranderd in de afgelopen jaren en dat er weinig aan onderhoud is gedaan. Op zolder stonden zelfs nog een paar dozen met persoonlijke spullen van Greetje die ze nu naar huis heeft meegenomen.

dinsdag 11 januari 2011

Greetje Hartman, directeur 1991-1996

Greetje Hartman is na de zomervakantie van 1990 op de Benoordenhoutschool begonnen. Ze was daarvoor directeur van de school Belgisch Park in Scheveningen. Toen Greetje op haar 24ste directeur werd van Belgisch Park was het nog een klassikale school. Greetje heeft deze school in een paar jaar tijd omgevormd tot een Daltonschool. Toen Belgisch Park werd opgeheven door de gemeente kreeg ze het aanbod om op de Benoordenhoutschool te gaan werken. De Benoordenhoutschool had toen nog twee vestigingen en Greetje begon aan de vestiging in de Nijenrodestraat in een kleutergroep.














Greetje in een kleuterklas (onduidelijk is welke school het betreft)

Toen Greetje begon op de Benoordenhoutschool hadden Tom van Ossane en Astrid Versluijs de leiding over de school. In 1991 volgden Peter Link en Greetje Hartman Van Ossane en Versluijs op. De directiewissel betekende een enorme omslag voor de school. De contacten tussen de ouders en de school werden losser en minder formeel.

Foto Peter Link en Greetje Hartman

Greetje wilde in het begin net als op Belgisch Park zelfstandig werken introduceren op de Benoordenhoutschool waar vooral klassikaal werd lesgegeven. Een aantal docenten zag dat echter niet zitten. Ze waren moe van de nieuwe dingen die op ze af waren gekomen.

Aan het samenvoegen van de twee vestigingen moest sommige docenten, leerlingen en ouders wel even wennen. Het doorbreken van bepaalde tradities was soms lastig. Greetje herinnert zich dat er huilende ouders en leerkrachten waren omdat Sinterklaas op een andere wijze gevierd zou worden. Een nadeel van het schoolgebouw aan de Dreibholtzstraat was dat er zo weinig kon qua ruimte. Greetje fantaseerde destijds wel eens wat er mogelijk zou zijn als het woonhuis een onderdeel van de school zou kunnen worden. Het huis was toen nog niet verkocht door de gemeente, maar werd verhuurd.

Het dreigende tekort aan leerlingen speelde in die jaren ook een rol. Een middel om meer leerlingen te trekken was het opzetten van naschoolse opvang. Met Greetje kwam ook Elly Oosterbaan mee naar de school. Elly heeft toen voor de school naschoolse opvang opgezet. Later zorgde zij ook voor vakantieopvang. Eerst zat de opvang in de Nijenrodestraat, later in de (inmiddels weggehaalde) barakken bij het Maerlantlyceum. Overdag zat Dribbel daar en na school dus de naschoolse opvang.

Toen Greetje in 1996 met zwangerschapsverlof ging, had ze voor zichzelf besloten dat ze na haar verlof nog een half jaar of anderhalf jaar terug naar de OBS Benoordenhout wilde en dat ze daarna een nieuwe loopbaanstap wilde maken. Greetje is echter door de ziekte en het overlijden van haar man nooit meer terug geweest.


Recente foto van Greetje Hartman (bron: http://inthart.nl/)

Greetje heeft na haar zwangerschapsverlof nog even op de school van haar kinderen gewerkt en heeft daarna een eigen praktijk voor rouwverwerking voor met name kinderen opgezet (zie: http://inthart.nl/). Ze begeleidt nu gezinnen maar ook scholen bij het verwerken van het verlies van een overledene. Ze is dit gaan doen omdat ze zag hoe belangrijk begeleiding was voor haar zelf en haar eigen kinderen na het overlijden van haar man.