donderdag 23 juni 2011

Deel 2 van de herinneringen van Tom Kruys aan prof. Casimirschool.

Hoofd der school
Meneer Koelma was iemand waar niet mee te spotten viel. Hij had een enorme autoriteit. Als hoofd der school in die tijd ook een voorwaarde. Zo stond hij regelmatig bij het uitgaan der school buiten het hek op de stoep en keek iedere leerling die hem passeerde aan. Hij gaf je het idee dat hij iedereen kende en alles overzag. Langs de stoeprand stond zijn Fiat Topolino. Hij paste daar nauwelijks in, maar toch verhoogde die auto zijn status enorm. Hij was op onze school de enige met een auto. Maar je zag hem er nooit in zitten. Want als je ’s morgens bij de school aankwam (aanvang les: 8.30 uur) dan was meneer Koelma al lang in zijn kamer aan het werk. En hij ging ook als laatste weer naar huis. Overigens waren de schooltijden van half negen tot twaalf, en van half twee tot half vier. Woensdagmiddag vrij natuurlijk. Die kamer van meneer Koelma was links in de hal bij de ingang. Eerst was er het piepkleine hokje links van de conciërge Rikkers, daarnaast het “kantoor” van het hoofd der school. De kamer was ingericht met dat typische overheidsmeubilair uit de jaren vijftig: eikenkleurig houten bureau, onprettige stoelen met harde zittingen, sober. Achter dat kantoortje was nog een bijkamertje, het archief cq magazijn. Daar lagen de nieuwe schriften en dat soort dingen. Ik heb eens in opdracht van meneer Koelma samen met een klasgenootje dat magazijntje mogen opruimen. Terwijl wij daar bezig waren, gewoon tijdens het speelkwartier, vonden wij een doos met suikerbeesten. Over van Sinterklaas. Dat was de reden dat wij dagen en dagen achtereen in dat magazijntje aan het werk waren, want er was niets zo spannend om dagelijks zo’n suikerbeest tot ons te nemen. Het hoorde duidelijk bij de status die je als zesdeklasser had: je mocht van alles voor meneer Koelma doen. Ik had het geluk dat ik helemaal rechts vooraan in de klas zat, naast de deur. Dat hield in dat als de telefoon in het kantoor ging, ik die mocht opnemen. Wij verdeelden die telefoondienst met enkele andere kinderen die in de buurt van de deur zaten. Als de telefoon ging waren het meestal moeders die een ziek kind kwamen melden. Die telefoondienst vond ik de allerhoogste status die je op onze school kon verkrijgen. Je kon ook rustig de klas uitlopen om eens even te kijken of de deur van het kantoor wel open stond, anders zou je de telefoon immers niet horen. Een ander privilege was het luiden van de bel. Nou ja bel, het was een afschuwelijk hard klinkende zoemer die buiten naast de voordeur op de gevel zat gemonteerd. De knop om het ding in werking te zetten zat in het hokje van meneer Rikkers. Je moest dan de knop ingedrukt houden om de zoemer af te laten gaan. Dat gebeurde om 12 uur en half vier en aan het eind van het speelkwartier.
Meneer Koelma was een tamelijk zware man, hij had een bril met een dik montuur, en hij droeg altijd schoenen met forse spekzolen. Daardoor liep hij geruisloos door de school. In zijn klas heerste de grootst mogelijke rust. Men was zich bewust van het feit dat er gewerkt moest worden voor het toelatingsexamen voor de middelbare school. Dat was een dreiging die dat hele schooljaar boven je hoofd hing. De proefwerken die wij kregen moesten wij maken op door meneer Koelma zelf vervaardigde velletjes papier. Dat waren resten uit oude schriften, de lege bladzijden scheurde hij eruit, en dan werden die nog eens in de lengte in tweeën gescheurd. Daardoor werd je gedwongen kort en bondig op één regel je antwoord te noteren. Soms mochten wij dat scheurwerk voor hem doen. Na school. Koelma gaf ook Frans aan kinderen uit de vijfde en zesde klas. Twee maal in de week kwamen wij dan al om 8 uur op school, het betrof een aparte groep kinderen, het was niet verplicht. Ook was er godsdienstonderwijs. Was ook niet verplicht, maar een kleine groep kinderen kreeg dan in het lokaal naast de zesde klas door een dominee “bijbelles”. Dat was een feest, want het bestond louter uit voorlezen. Enkele joodse kinderen kregen in dat lokaal ook geregeld Hebreeuws. Het lokaal werd soms ook gebruikt voor handenarbeid, het was met een aparte deur ook nog verbonden met het lokaal van meneer Koelma. Ik spreek overigens voortdurend van “meneer” Koelma en “meneer” Weeber, wij spraken deze onderwijzers namelijk aan met “meneer” en nooit met “meester” zoals op sommige andere scholen. Alle onderwijzeressen waren “juf”, ook al waren ze mevrouw.

De gymzaal
Wij hadden het nog niet over de gymlessen. Die werden meestal gegeven door meneer Leeuwenhoek. Dat was een voortreffelijke sportleraar die zelf ook het nodige op sportgebied gepresteerd had. Hij kwam altijd met een scooter op school, die hij voor de ingang van de gymzaal parkeerde. Wij jongetjes vonden dat altijd een prachtig ding. Later kwam hij trouwens met een Austin A50 op school, dus meneer Koelma was toch niet de enige met een auto bedenk ik nu ineens. Bram Leeuwenhoek kwam ik later tegen als chef de mission voor de Olympische Spelen in 1972. Hij liet je rondjes lopen, waarbij hij met een houten stok (waarvan er tientallen in rekken langs de muur stonden) op de grond de maat tikte. Ook hij had de wind er onder. Doodenge oefeningen aan touwen hoog in de zaal, en bokspringen, vogelnestjes in de ringen. Ik was geen ster in dat vak. Het was danook altijd geweldig als meneer Leeuwenhoek verhinderd was, wat dikwijls het geval was (waarom weet ik ook niet, misschien moest hij zelf sporten), want dan kreeg je les van “de juf” zelf, en dat ontaardde steeds in een geweldige puinhoop. Wij deden dan meestal “reis om de wereld”, waarbij alle toestellen in de zaal werden ingezet om overheen te klimmen, je moest dan zonder de grond te raken door de hele zaal klauteren.
De gymzaal werd ook als een soort aula gebruikt, Sinterklaas werd er ontvangen, en toneelstukjes opgevoerd. Overigens kwam Sinterklaas altijd op 5 december persoonlijk op school, ging dan met twee Pieten alle klassen rond, bleef uiteraard het langst in de eerste en tweede klas, het was een geweldig feest. De eerste klassertjes vonden in de weken voor sinterklaas ook geregeld een suikerbeest of chocolade kikker in hun kastje wanneer zij ’s morgens op school kwamen.


Examen doen
Het toelatingsexamen werd onder andere voorbereid met enkele boekjes die ik nog steeds bezit: “De laatste hand”, (taal en rekenen) en “Kris-kras de geschiedenis door”, beide door J. Van Belle.
Kosten per boekje: fl. 1,10 en het antwoordenboekje fl 0,40. Als je die boekjes kende kon je moeiteloos je toelatingsexamen voor de middelbare school halen. Er was ook nog zoiets voor aardrijkskunde, maar dat ben ik kwijt. Meneer Koelma stoomde ons op ouderwets degelijke wijze klaar voor dat examen, dat overigens werd afgenomen in de aula van het Maerlant-Lyceum. Dan konden we vast wennen, althans de meesten van ons. Die school stond pal naast onze school. Ik werd daar toegelaten en heb het er vier jaar volgehouden. Het was daar voor mij een kwelling. Na vier jaar mocht ik verhuizen naar het Nederlandsch Lyceum waar ik in 1967 mijn eindexamen voor de HBS-B behaalde. De eerste rector van het Nederlandsch Lyceum was Professor Casimir. Was ik eindelijk toch weer “thuis”. Na het examen en als afscheid voerde de zesdeklassers een feestavond op voor de ouders en familieleden. Het waren toneelstukjes en sketches, alweer: in de aula van het Maerlant Lyceum. Met enkele vriendjes voerde ik een playbackopvoering uit van de DutchSwingCollege Band, met het stuk “Petit Fleur”. Wij waren onze tijd ver vooruit, pas in de jaren tachtig werd zulks populair op de televisie. Dat playbackgedoe bedoel ik.

Later volgt deel 3 van de herinneringen van Tom Kruys.