Echt
In 1943 – toen er bombardementen dreigden -ging
Johan Mennen met school naar het Kinderverschickungslager in Echt (zie: http://obshistorie.blogspot.nl/2009/09/bezoek-aan-klooster-in-echt.html). Er waren ook kinderen van de Hauptschule uit
Rotterdam in Echt. Deze kinderen waren ouder. De jongensafdeling van de
Deutsche Volksschule zat rechts op het
terrein, de meisjesafdeling zat waar nu een instelling voor geestelijk
gehandicapten zit. De docenten aten in dezelfde ruimte als de leerlingen. De
leerlingen stopten ook wel eens insecten in hun toetje om zo meer toetjes te
krijgen. Zou ook nog toevoegen dat ze dat deden omdat “die verwende jongetjes”
dan hun toetje niet meer lustten als er insecten inzaten De heer Mennen was
bevriend met de kok in de keuken. Hij hielp daar ook af en toe en kreeg daar
dan ook wat voor terug.
Terrein in Echt waar de Deutsche Volkschule in 1943
was gevestigd.
Er kwam op een gegeven moment een jongen op hun
slaapzaal die hij niet mocht. Die hebben ze toen weggepest. Onder meer door in
de nacht zijn vingers in een bak met water te stoppen waardoor hij in bed
plaste. Hij heeft ook gevochten met een man die een leidinggevende functie had.
Die man van ong. 20 jaar was Lager Manschaft Führer. Hij heeft met hem gebokst.
Hij had dat nog nooit gedaan maar heeft die andere man flink pijn gedaan. Maar
aan het eind van dat gevecht heeft hij zelf een paar flinke klappen gekregen.
De vrienden van die man hadden lol hiervan.
Hij kreeg ook wel straf. Dan moest hij zich bijvoorbeeld een heleboel keren opdrukken. Het hielp echter allemaal niet om hem in het gareel te krijgen. Hij was een lastige jongen die moeite had met luisteren. Daarom is hij later waarschijnlijk ook naar de Sportlage in Beieren gestuurd. Hij vond het in Beieren echter alleen maar leuk want hij kon daar veel sporten en was er veel buiten.
Hij kreeg ook wel straf. Dan moest hij zich bijvoorbeeld een heleboel keren opdrukken. Het hielp echter allemaal niet om hem in het gareel te krijgen. Hij was een lastige jongen die moeite had met luisteren. Daarom is hij later waarschijnlijk ook naar de Sportlage in Beieren gestuurd. Hij vond het in Beieren echter alleen maar leuk want hij kon daar veel sporten en was er veel buiten.
Hij had geen heimwee in Echt. Hij was het gewend
om voor zichzelf te zorgen.
Na Echt en voor Dolle Dinsdag
Na terugkomst uit Echt, ging hij weer naar school aan de Waalsdorperweg. Ze gingen dan met bussen het spergebied in. Samen met vrienden stal hij in die tijd spullen uit een vrachtwagen en na de oorlog verhandelde hij onder meer een wapen. Hij wist precies hoe je stiekem in en uit het spergebied kon komen.
Als zijn Jungvolkuniform op een gegeven moment is
versleten gaat hij voor een nieuw uniform naar Plein 1813. Hij vertelde daar dat zijn ‘uniform’ versleten was. Een Bahnführer zei hier
iets van. In het gesprek dat daarop volgde heeft hij tegen de Bahnführer gezegd
dat kinderen van landverraders voorgetrokken werden. Ze hebben toen zijn
insignes van zijn uniform afgetrokken en een paar jongens (van de harde lijn)
hebben hem toen stevig te pakken genomen. Er waren overigens ook jongens die
niets deden.
Nadat Clingendael onder vuur werd genomen, ging de school naar het Kinderverschickungslager
in Eijsden. Hier verbleef de school tot Dolle dinsdag. De
school vertrok toen uit Eijsden en ging naar Slowakije. De heer Mennen heeft er
in 1944 vanaf Beieren drie weken over gedaan om weer terug in Den Haag te
komen.
Na de Deutsche Volksschule
In 1944 –na zijn terugkeer uit Echt- is hij naar
een school aan de Prinsengracht gegaan. Het viel niet mee om te worden
omgeschoold naar het Nederlandse systeem. Dat was erg wennen.
Aangezien zijn stiefvader tijdens de oorlog
nauwelijks thuis was, moest hij voor zijn moeder en zusjes zorgen. Dat ging
niet altijd netjes. Hij is ook twee keer in zijn eentje te voet naar
Lemelerveld gegaan om eten te halen. Dan torste hij 40 kilo aan eten weer mee
terug. De eerste keer was in januari en ging hij liftend. De tweede keer in
februari.
Tegen het einde van de oorlog zijn er onder de
Duitsers en foute Nederlanders in Den Haag een aantal paniekzaaiers, er
ontstaat chaos. Mensen gaan op Dolle Dinsdag
massaal naar het staatsspoor om te vertrekken naar Duitsland.
Station Staatsspoor, Rijnstraat. Bron: Haagse
beeldbank
Na de oorlog
Toen de oorlog was afgelopen deed de ondergrondse
tot drie keer toe een inval in zijn ouderlijk huis. Ze zochten zijn stiefvader,
maar die was er niet. Ze hebben toen van alles in beslag genomen. Daarom heeft
hij ook geen spullen uit die tijd meer. Buren namen het voor hen op. Ze zorgden
er voor dat er alleen propagandamateriaal werd meegenomen en geen andere zaken
zoals eten. Die lui waren niet allemaal van de echte ondergrondse. Er zaten ook
veel profiteurs bij die zich pas na de oorlog hadden aangesloten. In de oorlog
had zijn moeder een keer op Hitlers verjaardag de Duitse vlag uitgehangen. Toen
heeft hij er snel voor gezorgd dat zij die weer binnenhaalde aangezien dat dat
het niet goed deed in de buurt. Hij had vrienden in de buurt met wie hij
streken uithaalde. Zijn stiefvader –waar hij geen goed contact mee had- kwam na
de oorlog in kamp Harskamp terecht.
Op de school aan de Prinsengracht heeft hij een
keer gevochten met schoolgenoten omdat ze wisten dat hij bij Jungvolk had
gezeten. De bovenmeester heeft ze toen uit elkaar gehaald. De jongens werden
toegesproken en daarna is er nooit meer iets gebeurd. Bovenmeester Koekoek
(echte christen), meester De Boer en meester van den Ende waren fijne meesters.
Hij heeft tot de 8e klas op deze school gezeten. Deze school heeft
hij echter niet afgemaakt. Hij is vervolgens naar de vakschool gegaan.
In 1947 moest hij naar Beheersinstituut om een
ontvijandingsbewijs te halen, anders kon hij niet werken. Dat bewijs kostte 50
gulden. In het gezin waren na de oorlog drie nationaliteiten. Hijzelf was
Duits, zijn zusjes Nederlands en zijn ouders stateloos.
Het Nederlandse beheersinstituut aan de
Neuhuyskade 94. Bron: Haagse beeldbank
Nu
De heer Mennen is nu 80 jaar en zwemt 4 ã 5 keer
per week. Zijn vrouw –die hij 65 jaar heeft gekend- is onlangs overleden. De
heer Mennen geeft aan dat hij zich in zijn jeugd altijd heeft moeten aanpassen
(Nederlands, Duits, volksbuurt, hoge officieren etc.). Hi j is hierdoor ook een einzelgänger geworden. Hij heeft ook goed
voor zichzelf leren opkomen. Hij is blij dat hij
niet iets ouder was in de oorlog. Anders was hij er nu niet meer geweest. Vanaf
je zestiende ging je als kanonnenvlees naar het front.